In 1874 werd uiteindelijk de Vestingwet aangenomen. Dit moment kunnen we gerust beschouwen als het einde van de Zuiderfrontier. Ten gevolge van de wet bleven een aantal restanten van de Zuiderfrontier dienst doen als opnamestelling voor het veldleger en beschermden de verdedigingswerken
alleen nog de belangrijke rivierovergangen.
- Het gedeelte van de Amer bij Geertruidenberg tot aan het fort Nieuw Sint Andries, ten noordoosten van ‘s-Hertogenbosch, gaat verder onder de titel “Zuiderwaterlinie”.
- Het gedeelte rond Willemstad kreeg een functie in het kader van de kustverdediging en bleef daarnaast ook nog dienst doen als opnamestelling voor de troepen die in Brabant opereerden. Dit werd vanaf 1874 de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak genoemd.
- De vesting Terneuzen ging deel uitmaken van de “Werken aan de Westerschelde”
De overige verdedigingswerken in Zeeuws-Vlaanderen en Noord-Brabant werden opgeheven. Velen vielen ten prooi aan de slopershamer.
Rond 1920 valt echter ook het doek voor eerder genoemde stellingen en verloren vrijwel alle verdedigingswerken hun functie.