In de Bataafs-Franse periode (1795-1813) verviel de noodzaak van een linie in Zeeuws-Vlaanderen en Noord-Brabant. Antwerpen kreeg nu eindelijk een vrije verbinding met zee en werd voor de Fransen een belangrijke haven. Om de Britse bedreiging van Antwerpen het hoofd te bieden werden er in 1808 plannen gemaakt om de monding van de Westerschelde beter te verdedigen. Maar die waren nog niet verwezenlijkt ten tijde van de Britse invasie van Zeeland in 1809. Deze liep op niets uit maar maakten wel duidelijk dat er iets gebeuren moest. Een gedeelte van de bouwactiviteiten in deze periode is niet van belang voor dit verhaal. In West-Brabant waren het vooral de vestingen Willemstad en Bergen op Zoom die door de Fransen verbeterd werden. In Zeeuws-Vlaanderen gebeurde dit door de bouw van nieuwe verdedigingswerken bij Breskens en Terneuzen.
In het nieuwe verenigde koninkrijk werd met behulp van Britse financiële steun in het zuiden van België een nieuwe verdediging ingericht. De Zuiderfrontier verschoof naar het Zuiden, en slechts een beperkt aantal van de vestingwerken uit de oude Zuiderfrontier bleef zijn functie behouden. Andere vestigen, zoals Geertruidenberg en Heusden, verloren hun functie. Vanwegen de betrokkenheid van Wellington, de overwinnaar van Waterloo, wordt de nieuwe verdedigings linie in België ook wel de Wellingtonbarrière genoemd. Verschillende oude, en meestal vervallen, vestingen werden geheel of gedeeltelijk vernieuwd. Bekende vestigen zijn Nieuwpoort, Ieper, Dinant en Namen.